Ik ben heel gemakkelijk voor de gek te houden. Ik ben goedgelovig en zie graag het positieve in van veel zaken. Zeker in mijn werk. Ik ben dan ook een gemakkelijke prooi om mij in de maling te nemen. Vind ik dit vervelend? Nee, absoluut niet want die positieve state-of-mind zorgt ervoor dat ik in veel dingen de potentie zie.
Een poging tot een grote stap voorwaarts die door wat gestruikel eindigt in een kleine stap is nog altijd een stap voorwaarts (of zelfs alleen de intentie is al geweldig!). Daarmee ben ik ook snel enthousiast te maken voor goede ideeën. Ideeën die wellicht ingaan tegen datgene wat men (wie dat ook mogen zijn) tot dat moment gewend is. Daar kan ik, mede door het enthousiasme van de zender, enorm door worden geïnspireerd.
Als je werk leuk is dan kun je nog wel eens verbaasd zijn om de energie die hierbij vrij kan komen. Ik geniet hiervan en probeer mijzelf dan ook zoveel mogelijk te omringen met collega’s die dergelijke energie delen. Voorwaarde hiervan is wel dat je hiervoor de ruimte krijgt van je leidinggevende om deze energie kwijt te kunnen. Ik heb op dit moment niet te klagen kan ik zeggen, maar het kan natuurlijk altijd beter (agile mindset of niet?)
Zo had ik vandaag een interessante discussie met enkele collega’s over het grijpen van kansen en eventuele kosten die vooruitlopend op de baten gemaakt moeten worden. Als manager sta je permanent voor de lastige keuze of je dergelijke ideeën moet steunen of niet. Het kan best lastig zijn wanneer budgetten krap zijn, zeker in tijden van crisis, om een afweging te maken aan welke van de goede ideeën je geld besteed (je zal maar de luxe hebben van een heleboel creatieve en talentvolle geesten).
Voor ondernemers, met name van kleinere start-ups, zit dit in het bloed. Ze nemen een gok, een gecalculeerd risico om te investeren in een idee waar zij heilig in geloven. Meestal starten ze klein, met een prototype. Dit kan nogal eens uit de hand lopen zoals ik zondag in ‘Tegenlicht’ zag. Een kleinschalig project om met zeewater in de woestijn gewassen te verbouwen. Het klinkt absurd maar het kán!
Naarmate organisaties groter groeien is het een stuk lastiger om dergelijke creativiteit en ondernemingsgeest te bewaren. Hiërarchieën worden opgebouwd en over alles wil men zoveel mogelijk controle houden om risico’s te beperken. Hiermee neem je de medewerkers een stuk eigen verantwoordelijkheid af welke meestal terecht komt bij een manager die een pot geld voor het komende jaar beheerd of in het slechtste geval bewaakt waardoor het nagenoeg onmogelijk is om ondernemend te zijn in een grote organisatie.
Heb je een goed idee dan zul je negen van de 10 keer een business case op moeten hoesten. Hoewel ik absoluut het nut hiervan begrijp om de afweging voor een manager gemakkelijker te maken (deze heeft namelijk niet alle kennis en wijsheid in pacht) volgt er na dit document vaak een papierwinkel welke de energie van initiatiefnemer en de gelegenheid voor de markt volledig wegneemt. Ik heb zelfs gevallen gezien in mijn, nog relatief korte, carrière waarbij concrete kansen (meerdere geïnteresseerde klanten die willen investeren) zijn tenietgedaan door de interne dwang tot controle.
Hierom spreekt mij de aanpak van Spotify (klik hier) mij enorm aan. Iedereen in de organisatie mag een idee aandragen en indien deze levensvatbaar wordt geacht mag men het bij wijze van proof-of-concept proberen. Indien succesvol wordt dit initiatief opgeschaald tot een heus project. En dat enkel op basis van een idee, een paar unique sellingpoints (halve A4) en wat gezond ondernemerschap. Gewoon doen, probeer maar, je kunt op elk moment stoppen als je dat wilt.
Lees ook: Als muziek in de oren